Tegenwoordig kennen we de Biesbosch vooral als natuur- en recreatiegebied. Dat was niet altijd het geval! Vroeger stonden arbeid en landbouw voor velen centraal in de Biesbosch.

Biezen snijden

De ‘oude’ Biesbosch voorzag vele mannen en vrouwen van werk en het gebied werd intensief gebruikt. Deze verschillende vormen van gebruik gingen min of meer gelijk op met de op- en aanslibbing van het gebied. In open water vestigen zich – na sedimentatie – de eerste planten: biezen. Het hele gebied dankt er zijn naam aan! Deze specifieke (manshoge) mattenbies werd commercieel geoogst en gebruikt voor de vervaardiging van stoelzittingen: wie kent het ambacht ‘stoelenmatten’ nog?! Tegenwoordig worden er in De Biesbosch geen biezen meer gesneden voor commercieel gebruik, maar hier en daar komt de mattenbies nog wel voor.

Riet snijden

Door opslibbing van het biezengors (de begroeide grond) raakte het land geschikt voor de groei van riet. Het riet uit De Biesbosch stond bekend om zijn lengte. Bossen van vier, vijf meter lang waren eerder regel dan uitzondering. Indrukwekkend! Elk voorjaar kleurden de rietgorzen bovendien botergeel, door de uitbundige bloei van spindotters (bloem). Net als biezen wordt er tegenwoordig commercieel ook geen riet meer gesneden in De Biesbosch.

Gras-, wei- en bouwland

Door de wisselende waterhuishouding (Deltawerken) van De Biesbosch lagen de rietgorzen hoger en droger. Ze begroeiden daardoor met ruigtekruiden zoals haagwinde, braam en het harig wilgenroosje. Een volgende stap in de omvorming van dit gebied was het rietgors omzetten naar (hak)griend: vochtige akkers. Percelen werden afgesloten en met behulp van duikers regelden ze de waterstanden van het gebied. Deze vochtige akkers vormden ze vervolgens om naar landbouwpercelen. Na het rooien en malen van de griendstoven werd de gewenste waterstand bereikt. Het gewonnen land werd gebruikt als gras-, wei- of bouwland. In de laatste jaren zijn er juist weer landbouwpolders verdwenen om ruimte te maken voor de rivier: een belangrijk aspect van natuurontwikkeling.

Griend hakken anno nu

Tot de afsluiting van het Haringvliet (1970) werden de buitendijkse grienden regelmatig gehakt. Het hout had allerlei functies: paaltjes voor in een weiland, hoephout, gereedschapsstelen en Gelders rijshout. Sommige griendwerkers hakten wel dertig verschillende soorten gebruikshout! Tegenwoordig wordt er nog maar weinig griend gehakt: in totaal zo’n twintig hectare. Op die hakpercelen groeien elk voorjaar smeerwortel, bittere veldkers, look-zonder-look, fluitenkruid, bitterzoet en holpijp in de greppels.

Weelderige wilgenbossen

Door het verdwijnen van de griendcultuur veranderden hakstruiken in bomen en hakgrienden geleidelijk in weelderige wilgenbossen. Typisch voor De Biesbosch zijn die schots en scheef staande bomen. De horizon van De Biesbosch is daardoor zo’n 25 tot 30 meter ‘hoger’ komen te liggen. De eens zo massaal groeiende brandnetels worden nu plaatselijk volledig verdrongen door de reuzenbalsemien: een kruidachtige plant met roze en witte bloemen die wel 2.5 meter hoog wordt. Aan de randen van de wilgenbossen groeien soorten zoals berenklauw, grote klis, moeraskruiskruid, rivierkruiskruid en grote kattenstaart. Stuk voor stuk prachtige planten met kleurrijke bloemen. Niet geschikt om te snijden of hakken, maar des te meer om van te genieten tijdens je wandel-, fiets- of boottocht door De Biesbosch!

Dat is de geschiedenis van de ontwikkeling van het Biesboschgebied in een notendop. Ben je nieuwsgierig geworden en wil je meer weten? Neem dan een kijkje in het Biesbosch Museum of in de oude griendwerkerskeet op het Griendmuseumpad.